Filosofie is makkelijker als je denkt.
Volgens de Engelse filosoof Jeremy Bentham moet je om te bepalen wat het goede is niet afgaan op je persoonlijke gevoelens, maar op de ervaringen van iedereen.
Hij is de grondlegger van het utilitarisme, een ethische stroming die stelt dat goed handelen betekent dat je zoveel mogelijk genot en zo min mogelijk pijn veroorzaakt voor zoveel mogelijk mensen.
Volgens Bentham is dat te berekenen.
Maar volgens Aristoteles is het goede dan ook geen berekening, maar een praktische vaardigheid.
Hij vergelijkt de deugd, het vermogen om in een concrete situatie het juiste te doen, met een ambacht.
Het goede moet je, net als het vak van bakker of smid, in de vingers krijgen.
Goed handelen gaat vaak ook om de interactie met anderen.
Volgens filosoof en schrijver Iris Murdoch houdt dit in dat we een zo liefdevol en compleet mogelijk beeld van de ander opdoen.
We moeten de ander zien in het licht van het Goede.
Stel niet jezelf, maar de ander centraal, denkt ook verlichtingsdenker Immanuel Kant.
Hij vat het goede in een regel, de categorische imperatief: handel zo dat je zou kunnen willen dat de stelregel achter je handeling een algemene wet wordt.
Niemand wil dat liegen de nieuwe norm wordt, dus dan moet je dat zelf ook niet doen.
Een andere formulering van Kants categorische imperatief is: handel zo dat je de ander niet als middel, maar als doel beschouwt.
Het goede, meent Kant, vind je niet in je gevoel, maar in het besef van de waardigheid van ieder mens.