De soldaten van Napoleon kregen in hun rantsoen boter mee, maar dit bedierf erg snel. Napoleon schreef een prijsvraag uit met het doel een goed vervangingsmiddel voor roomboter uit te vinden. Dat ook goedkoper moest zijn.
De Franse scheikundige genaamd Hippolyte Mège-Mouriès won in 1869 deze prijsvraag. Hij ontwikkelde ‘margarine’, een goedje dat lijkt op het gele goud, maar wordt gemaakt van een emulsie van rundvet, afgeroomde melk en gesnipperde koeienuiers.
Jurgens werd nagevolgd door Simon van den Bergh, die in 1872 een soortgelijke fabriek opende, eveneens te Oss. De Nederlandse producenten gebruikte echter procedés die nogal afweken van de basisreceptuur van Mège-Mouriès. Er werd geen gebruik gemaakt van koeienuiers en de zogeheten oleomargarine was het belangrijkste ingrediënt naast een bescheiden deel natuurboter.
Vanaf de eenentwintigste eeuw worden alle margarines gemaakt van plantaardige oliën.